Vorige

Volgende

Toon index

Start pagina

Auteur: Arend Arends

Versie: 30 juli 2014

Huizen in Peize voor 1850

G Kerkstraat Noord en Hoofdstraat Oost 64-72

64 Arend Homans, Reinder Homans, Wolter Allerts, wed. dom. Hemsink, Dubbeld Hemsink, J.H. Willinge, Abraham Alberts, Willem Burghgraaf

Mogelijk woonde hier rond 1577 Harmen Ebbinge, die bij de markescheiding van Peize in dat jaar wordt vermeld met 1 buirdeel na schulte Johan Schuiringe en voor Berent Heijnes, zie bij 66 en 68. Volgens het gravenboek van de A-kerk is daar een graf van Harmen Ebbinge uit Peize, dat in 1638 door zijn kleinzoon Sicke Homan wordt verkocht. Mogelijk woonde Harmen Ebbinge in Groningen tijdens de periode dat Groningen werd belegerd door de Staatse troepen (1580-1594). Het lijkt minder waarschijnlijk dat de latere Ette Harmen Ebbinge, die rond 1640 is overleden daar begraven was, zie bij 24.

In 1630 wordt Arent Homans met zijn kinderen vermeld voor de schoolmeester. Er zijn 6 inwonende personen. De waarde van bezittingen wordt gesteld op 6200 gld. (een vol erf wordt gesteld op 4500 gld.) met daaronder o.a. 2000 hoppekuilen en een half waardeel. Arent Homans wordt ook vermeld in 1646, in 1654 zijn erfgenamen. De waarde is ondertussen wel afgenomen. Het Haardstedenregister van 1672 vermeldt Reiner Homans met 3 paarden. 

Arend Homan is volgens de genealogie Homan afkomstig uit Yde. Hij is vermoedelijk getrouwd met een dochter van een Harmen Ebbinge. 
Kinderen:
-
Reinder Homan, zie hieronder.
- Sicke Homan. In 1651 verzoekt Sicke Homans, zoon van wijlen Arent Homans de Etstoel om meerderjarig verklaard te worden. Johan Willinge, Johan Ebbinge, Barelt Luijnge en Roelof Schuiringe getuigen dat hij zijn goederen kan beheren. Hij trouwt in 1663 in Noordlaren met Geertruid Jans Sijgers, die in 1690 als weduwe Sicco Homans procedeert tegen de verwalter-schulte (van Haren) Johan Rummeringh.
- Hendrik Homan. De genealogie Homan vermeldt Hendrik Homan te Peize, die in 1650 zware eikebomen koopt in het Norgerholt.

Reinder Homan trouwt in 1648 met Jantien Datema uit Roderwolde, dochter van Jacob Datema en Barbertien Schuiringe. In 1776 is er een rechtszaak over afkooppeningen, waarbij wordt verwezen naar het huwelijkscontract van 1648.
Zoon Arend Homan is getrouwd met Jantien Gerbrants. Hij wordt in het Haardstedenregister van Roden in de periode 1691-1694 vermeld met 4 paarden op de Zulthe. In 1705 is er een rechtszaak wegens een vechtpartij, waar de nog onmondige kinderen van Arend Homan bij betrokken zijn, met als namen genoemd Reinder, Egbert, Gerbrant, Jacob en Eme (Eempien). In 1718 is er een geschil wegens naarkoop tussen majoor Onno van Ewsum en Jantien Gerbrants, weduwe van Arend Homan.

De situatie in de periode 1691-1695 is niet erg duidelijk. Het huis lijkt verhuurd of leeg. De personen die dan worden vermeld voor gedeputeerde Dubbelt Willinge in het volgende huis kunnen ook bij de Molenweg hebben gewoond.

In 1742 wordt chirurgijn De Beer vermeld met nering. Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 is hij meier van dom. Hemsingh en was het huis in 1646 eigendom van Arend Homan. In 1744 wordt de (failliete) boedel beschreven van Jan de Beer te Peize. Er is o.a. een schuld aan ds. Hemsingh wegens huis- en landhuur.

In 1754, 1764 en 1774 wordt juffrouw weduwe dom. Hemsink vermeld als bewoonster, in 1784 Hr. D. Hemsink. In 1794 lijkt het huis leeg.

Johannes Hemsing is dominee van Peize van 1709 tot zijn overlijden in 1750. Hij is geboren rond 1682 in Vries als zoon van Wilhelmus Hemsing, predikant in Vries en Johanna Bottichius en trouwt in 1722 in Peize met Roelina Willinge, dochter van Dubbelt Willinge en Anna Tymans, zie 65. Roelina overlijdt in 1779.

Dochter Johanna Hemsing trouwt in 1747 met Lucas Baving, zie 152.

Zoon Dubbelt Hemsing trouwt in 1755 met Allerdina Ebbinge, dochter van Allert Ebbinge en Hillechien Bavinge, zie 69. Zij kopen in in 1757 huis 44 en worden bij dat huis vermeld in het Haardstedenregister van 1764 en 1774. In 1784 wonen zij in dit huis. Dubbelt Hemsing hertrouwt in 1790 in Zuidhorn met Eltje Jans, weduwe van de schepper Abel Iwema. 

Kinderen uit het eerste huwelijk:
Jan Hemsing trouwt in 1788 met Hinderkien Wuffen uit Zuidlaren. Hinderkien wordt in 1791 in Peize begraven. Bij het hertrouwen van Jan Hemsing in 1794 wordt afgesproken dat dochter Allerdina Hemsing bij haar grootouders Jan Egberts Wuffen en Lammigien van Dalen in Onnen zal blijven. Zij trouwt in 1810 in Haren met Roelf Meijer. Jan Hemsing hertrouwt in 1794 in Den Ham met Geertje Jans Datema, waar hij in 1814 overlijdt.
Allert Hemsing trouwt in 1786 in Groningen met Hermanna Johanna Uilkens en in 1826 eveneens in Groningen met Johanna van Projen.
Rolina Hemsing trouwt in 1788 in Peize met Johannes van der Scheer, geboren in Almelo en wonend in Coevorden, later belastingontvanger, in 1798 hertrouwd met Johanna Henderika Wispelweij.
Freerk Hemsing trouwt in 1790 in Peize met Hiltje Smallenbroek. Kinderen geboren in Roden en Leek, later wonend in Opende, Grootegast. Hij wordt vermeld als koopman en als inlands kramer.

In 1798 wonen in het huis: dom. B.T. Willinge, 77 jaar en J.H. Willinge, 27 jaar, advocaat. In 1804 wordt mr. J.H. Willinge vermeld als hoofbewoner.

Berend Tjassens Willinge is een zoon van Jan Willinge en Margaretha Crans, zie 15. Hij volgt Johannes Hemsing in 1751 op als predikant van Peize en wordt in 1756 beroepen naar Gieten. In 1762 trouwt hij in Westerbork met Gezina Nijsing. Na of kort voor zijn emeritaat in 1798 gaat hij in Peize wonen, waar hij in 1802 overlijdt.
Dochter Margaretha Willinge trouwt in 1788 in Gieten met Lucas Oldenhuis Kijmmell, rentmeester van de Kloostervenen bij Assen.
Dochter Alida Gesina Willinge trouwt in 1795 in Gieten met Jan Wilmsonn Kijmmell, schulte en later schout (burgemeester) van Roden.
Zoon Jan Hendrik Willinge trouwt in 1803 in Norg met Trijntje Tonckens van Westervelde en is meester in beide rechten. Hij overlijdt in 1813 in Assen.

In 1806 verkopen hr. en mr. J.H. Willinge en huisvrouw, mevrouw T. Tonckens, aan de heer R.A.L. Nobel en mevrouw A.J. Gockinga, echtelieden te Groningen een behuizing en hof aan de straat te Peize, grenzend ten noorden aan F. Baving. Daarbij een kamp ten zuidwesten hiervan, grenzend ten oosten aan de steeg, ten zuiden aan Gerrit Berents en Willem Engberts en zeven kampen ten westen van het huis tot aan de weg (Molenweg). De kampen zijn bezwaard met de overweg naar diverse landerijen. Ook moet de pomp worden gemaakt voor het dijkje (de steeg). Dit zijn Richard Andreas Ludolphi Nobel, eerste luitenant en Arnoldina Johanna Gockinga, resp. geboren in Haren en Semarang op Java, in 1805 in Haren getrouwd.

Blijkbaar gaan zij hier ook wonen, maar niet voor lang want al in 1807 verkopen de heer J.A.R. Nobel te Peize en echtgenote A.J. Nobel, geboren Gockinga deze goederen met dezelfde omschrijving aan Albert Harms Groenwold te Paterwolde, Berend Ensing, Allert Ebbinge en Roelof Lunsche te Peize voor 3385 gld.

In 1807 wordt het huis bewoond door Abraham Alberts, boer met één inwonend kind en een werkbode en met als eigenaar Berend Ensing voor een kwart en Aldert Ebbinge voor een kwart. De andere eigenaren worden niet vermeld. Abraham Alberts is mogelijk Abraham Alberts Leutscher, in 1789 getrouwd met Grietje Onnes Harkema, afkondiging in Hoogkerk.

In 1813 is Willem Burghgraaf de bewoner. Hij is in 1832 ook eigenaar.

Willem Burghgraaf is kapitein van de artillerie en geboren in Wedde, Groningen. Hij trouwt omstreeks 1790 met Alegonda van Swinderen, die door hem zou zijn geschaakt, zie bij de vader Frans Hendrik Burghgraef op http://genealogieburggraaf.nl, bij tak Brabant, Peter de Borchgraef.
Zoon Albert Hendrik Brurghgraaf is burgemeester van Peize 1852-1855.

64* Kosterij, Albert Berends, Coert Clasens, Abel Bolhuis, Hindrik Hindriks

In het Drents Genealogisch Jaarboek 1994, p. 132 is een lijst opgenomen van schoolmeesters in Noord-Drenthe, verkregen uit een register waarin Drentse schoolmeesters verklaarden in te stemmen met de leerregels van de Dordtse synode (Drents Archief, toegang 0444 Classis Rolde, inv. 15). Een soortgelijke lijst is er van predikanten (inv. 14). De ondertekeningen dateren van 1630 tot 1792. De lijst is mogelijk niet volledig, met name niet voor 1660.

De kosters/schoolmeesters hebben niet steeds in de kosterij gewoond, met name niet indien zij in Peize al waren voorzien van huisvesting.

1663: Jan Jansen Goutier. Niet aangetroffen in het Haardstedenregister van 1672. Er is een Jan Jansen Goutier in Groningen, getrouwd met Grietje Jansen, waarvan in 1662 in Groningen zoon Johannes wordt gedoopt.
1674: Albert Berents. Deze wordt vermeld in het Haardstedenregister 1691-1695 als schoolmeester op deze plaats.
1696: Barelt Conraedts. Zie huis 101.
1724: Wolter Luinge. Zie huis 83.
1736: Roelof Lunsing (Lunsche). Zie 118.
1759: Harmannus Engberts. Deze is in 1762 koster/schoolmeester in Vries.
1762: Aldert Haselhoff. Aldert Hazelhoff wordt in 1763 schoolmeester in Baflo. Hij trouwt daar met Trijntje Hindriks Buiringe, dochter van Hindrik Buiringe en Annechien Hindriks, zie 1.
Het Haardstedenregister van 1764 vermeldt Court Clasens als schoolmeester op deze plaats.
1768: Jan Kaspers.
1769: Abel Klazen Bolhuis. Het Haardstedenregister van 1774 vermeldt A. Bolhuis als schoolmeester op deze plaats. Hij is afkomstig uit Grootegast en trouwt in 1770 in Peize met Grietje Everts, mogelijk een zuster van Geert Everts Kelder, die later trouwt met een nicht van de tweede echtgenote van Abel Bolhuis. Zij overlijdt in 1772. Abel Bolhuis trouwt in 1775 met Hendrikje Olthof te Eelde, dochter van de schatbeurder Albert Olhof. In  1775/1776 noteert Abel Bolhuis enkele dopen gedurende de tijd dat de predikantsplaats vakant is. Waarschijnlijk vertrekt hij voor 1780 naar Eelde. Daarneemt hij in 1782 het schatbeurdersambt over van zijn schoonvader.

Het Haardstedenregister van 1784, 1794 en 1804 vermeldt Hindrik Hindriks als schoolmeester. In 1797 is hij 53 jaar, gehuwd met 6 kinderen. Hierna lijkt de (oude) kosterij niet meer bewoond. In 1807 woont Hindrik Hindriks in huis 77, dat dan als kosterij wordt aangemerkt. In 1813 wordt hij vermeld als Hindrik Hindriks Hulsebos, later is Hulsebosch of Hulzebosch de gebruikelijke schrijfwijze. Hij is mogelijk identiek met Hindrik Jacobs, die in 1780 en 1783 enkele dopen noteert gedurende de tijd dat de predikantsplaats vacant is. Bij zijn overlijden worden als ouders opgegeven Hindrik Jacobs en Annegien Hindriks. Hindrik Jacobs is mogelijk Hindrik Jacobs soldaat, die in 1745 woont in een huis van Pieter Bodenkamp, in de buurt van huis 60 of 61. Hindrik Jacobs overlijdt in 1752.
Hindrik Hindriks van Peize trouwt in 1775 in Eelde met Sjouke Hendriks van Oostermeer. Bij haar overlijden in 1776 wordt hij al Hindrik Hindriks Hulsebos genoemd. In 1784 trouwt hij als de meester Hinderk Hijnderks met Fennegijn Wolters (Joling). Zij is geboren in Noord-Sleen.

65 Jan Willinge, Dubbelt Willinge, Juffr. Willinge, Capt. Diepenbrugge, Lucas van Diepenbrug, Frederik Baving

In 1630 heeft Johan Willinge een vol erf en zijn er 6 inwonende personen. Jan Willinge wordt ook vermeld in 1646 en 1654 met een vol waardeel, als bijzonderheid bij het huis wordt vermeld dat het een binnenkamer heeft. In het Haardstedenregister 1672 is Dubbelt Willinge de hoofdbewoner, in 1691 als Heer Willinge, in 1692 Gedeputeerde Dubb(elt) Willinge, hij wordt dan aangeslagen voor 4 paarden en het ambt. In 1695 is het weer Heer Willinge. In 1742 Juffrouw Willinge met 2 paarden.

Volgens het Register van Nieuwe Huizen was het huis in 1646 eigendom van Jan Willinge, in 1742/1745 van Juffrouw Willinge of de erfgenamen van Gedeputeerde Willinge. De helft van de grondschatting is overgebracht naar het brouwhuis van Roelof Dries.

De familie Willinge komt nog niet voor bij de markescheiding van 1578, behalve dat op een scheidingsakte de aantekening is vermeld: "Jan Willinge hoort dese Peijser marckscheidinge toe". Die aantekening zal van later datum zijn. In 1615 procederen Jan Willinge te Peize en Johan Willinge te Tynaarlo met hun zusters over de erfenis van Herman Willinge. In 1635 legt Jan Willinge de eed af als Ette voor het Noordenveld. Jan Willinge is vermoedelijk een zoon van Jan Willinge en Alijt Dubbelts en is getrouwd met Roelfien Schuiringe. Zij worden in 1662 samen met zoon Dubbelt Willinge en zijn echtgenote Lutgertien Homan genoemd in een ruilingsakte. Veel gegevens, met name geboortedata, zijn afkomstig uit Ned. Patriciaat 31 (1945). Deze gegevens zijn vermoedelijk ontleend aan een familiebijbel.
Behalve zoon Dubbelt is er een dochter Aaltien Willinge, getrouwd met Luitien Baving, zie 152 en vermoedelijk een zoon Jan Willinge, die in 1704 wordt begraven.

In 1665 wordt Dubbelt Willinge ette en later ook gedeputeerde. Hij trouwt in 1648 met Lucretia (Lutgertien) Homan en in 1683 met Anna Tymans (afkondiging in Meppel). Dubbelt Willinge overlijdt in 1697, Anna Tymans in 1704.

Kinderen uit het tweede huwelijk:
- Jan Willinge (1685-1771) wordt al op 10-jarige leeftijd benoemd tot schulte. Als verwalter treedt op Roelof Luinge, broer van de vorige schulte Wolter Allerts, zie 66. Jan Willinge trouwt in 1718 met Margaretha Crans uit Groningen. Zie verder bij 15.
- Gesina Anna Willinge (1687-1761) trouwt in 1714 met Lucas Ketel, majoor in het Drentsche Regiment, zie 87.
- Lucas Willinge (1689-1734) is majoor en trouwt in 1721 met Johanna Wolters, zie hieronder.
- Roelina Willinge (1694-1779) trouwt in 1722 met dominee Johannes Hemsing van Peize, zie 64.
- Dubbelt Willinge (1697-1698), genoemd in Ned. Patriciaat. Het diakonieboek vermeldt in 1698 inkomsten wegens de begrafenis van een kind van Vrouw Willinge.

Juffrouw Willinge, die in 1742, 1754 en 1764 wordt vermeld in het Haardstedenregister, is blijkbaar Johanna Wolters, weduwe van majoor Lucas Willinge. Zij is een dochter van de vroegere schulte Wolter Allerts en Henderika Kiers ten Berge, zie 66. In 1720 wordt haar zuster Catarina Wolters begraven. In 1727 overlijdt haar broer Eilard Wolters zonder kinderen na te laten. Hij is dan schulte van Roden.
Ook Johanna Wolters blijft kinderloos en na haar overlijden in 1767 worden verschillende rechtszaken gevoerd over haar erfenis, waaruit vele familieverbanden blijken. Zij laat in haar testament goederen na aan capitein F. Ebbinge, de Scholts H.J. Wolters en Bartelt Ebbinge namens zijn vrouw Alijna Ebbinge, wat wordt betwist door de overige 8 erfgenamen. Tijdens haar leven had zij al goederen geschonken aan Allerdina Ebbinge, die bij deze gelegenheid ook bij de eisers hoort. Frerik, Alina en Allerdina Ebbinge zijn kinderen van Allert Ebbinge, zoon van Frerik Ebbinge en Aaltien Wolters, zie 69. Haar moeder Henderika Kiers ten Berge is een halfzuster van Aaltien Wolters en van Roelof Wolters, de grootvader van schulte Harm Jan Wolters van Vries.

Het Haardstedenregister van 1774 vermeldt kapitein Diepenbruck met 1 paard, in 1784 Mevrouw weduwe Diepenbrug, in 1794 Hr. Diepenbrugge met 2 paarden. In 1798 als L. van Diepenbrugge met een boerenbedrijf, gehuwd met 1 kind.

Luitenant Jerimias van Diepenbrugge van Gorinchem trouwt in 1759 in Peize met Juffer Gesina Anna Ketel van Peize (afkondiging in Nieuweschans). Zij worden resp. in 1777 en 1790 in de kerk begraven. Gesina Anna Ketel is een dochter van Lucas Ketel en Gesina Anna Willinge en daarmee een kleindochter van de eerdere eigenaar Gedeputeerde Dubbelt Willinge.

Zoon Lucas van Diepenbrugge trouwt in 1796 in Peize met Hinderkien Jans Talens, dochter van de schipper Jan Arends Talens, zie 113. De afkondiging van het huwelijk is in Roderwolde. In het diaconieboek van Peize zijn geen ontvangsten vanwege dit huwelijk vermeld. Lucas van Diepenbrugge overlijdt begin 1803. Hinderkien trouwt nog in hetzelfde jaar met Frederik Baving, die ook betaalt voor het laken over Lucas van Diepenbrugge. Kenmerkend is dat bij de voogdijaanstelling alleen wordt gesproken over de weduwe L. van Diepenbrugge, zonder haar naam te vermelden. Haar naam wordt alleen vermeld bij de ondertekening. Behalve het huis, bezitten zij ook 1/3 deel van een huis De Zwarte Voorde geheten. Daarnaast zijn er ook vele schulden. Frederik Baving is geboren in Zuidvelde bij Norg als zoon van Jan Baving en Trijntje Suiverding. Jan Baving is een zoon van Lucas Baving, die lid was van de Etstoel, zie 152.

Het Haardstedenregister van 1804 vermeldt F. Bavinge met 2 paarden, in 1807 Fredrik Baving, boer met 3 inwonende (stief)kinderen en een werkbode. Hij wordt ook vermeld als eigenaar. Frederik Baving overlijdt in 1809 kinderloos en Hinderkien Jans Talens hertrouwt in 1810 met Popke Barelds Bakker, zie 33.

Kinderen Lucas van Diepenbrugge en Hinderkien Jans Talens:
- Jeremias van Diepenbrug trouwt in 1820 met Margien Hindriks Schuurman, zie huis 148, waar zij ook gaan wonen.
- Gezina Anna van Diepenbrug trouwt in 1836 met Hindrik Kosters, zoon van Jan Hindrik Kosters en Geessien Fransens Diertens, zie 52. Zij zijn bij het overlijden van Jan Jurriens in 1851, die alleen neven en nichten nalaat, zijn enige testamentaire erfgenamen, zie 135.
- Hillechien van Diepenbrug trouwt in 1820 in Eelde met Remmelt Meulman en gaat daar wonen (Schelfhorst). Remmelt Meulman overlijdt al in 1830. In 1842 hertrouwt Hillechien in Groningen met Boele Harms Boelens en overlijdt daar in 1852.

In een verkoopakte van 1813 bij notaris Tonckens te Westervelde worden genoemd: Popke Barelds, L. Diepenbrugge, Berend Enting en Hinderkien Jans, allen te Peize. Vermoedelijk is Berend Ensing toen eigenaar geworden.

In 1813 wordt het huis bewoond door Hindrik Alberts Bakker, Bernardus Tietema en Jan Willems Spoelman. In 1825 wordt het huis bewoond door Jan Berends Ensing, die in 1832 ook eigenaar is.

66 Catharina Luinge, Jan Schuiringe, Roelof Luinge, Allert Luinge, Jan Allers, Roelof Luinge, Allert Luinge

Het huidige huis aan de Kerkstraat 4, gelegen naast de kerk,heeft nog vrijwel dezelfde plattegrond als in 1832 en staat enigszins scheef t.o.v. de straat.

In 1630 wordt Johan Schuiringe, schulte van Peize, als eerste in de lijst vermeld met zijn zoon als eigenaar van 1/4 gedeelte. De waarde van de goederen wordt geschat op ongeveer anderhalf de waarde van een vol erf en er zijn 10 inwonende personen. Omdat ook later de goederen vaak samen worden vermeld, is de plaats van het huis of huizen niet altijd duidelijk.

Volgens het Register van Nieuwe Huizen is Allert Luinge (eigenlijk zijn kinderen) in 1742 eigenaar/bewoner van een huis dat in 1646 eigendom was van Catharina Luinge, in 1745 is Jan Allers de bewoner als meijer van de kinderen van Allert Luinge met de toevoeging: "en op Jan Schuiringe naam", waarmee bedoeld wordt dat Jan Schuiringe ook werd vermeld als eigenaar in 1646. In het Grondschattingsregister van 1646 is de formulering: "Catrina Luinge, weduwe van wijlen Jan Schuirinck met haar kinderen, 2 volle waar met Jan Schuirinck (is stiefzoon), noch nae angegeven 5/4 waar 2 spint soo de meijers mede gebruiken, huis: kamer, schuir, bijhuis". Grondschatting 1654: "Catharina Luijnge wed. wijlen Jan Schuijringe (...) d’ander landen gelijck oock het huijs sijn verdielt onder (haar zoons) de gebroeders scholtes Allert Wolters en Reinder Wolters oock ten diele Jan Schuijringe" met Allert en Reinder Wolters ruim 7/4 waardeel en Jan Schuiringe ruim 5/4 waardeel met ieder een apart huis. Waar deze huizen zich precies bevinden wordt daar niet duidelijk en ook in 1745 komt men er niet helemaal uit. 

Schulte Jan Schuiringe trouwt omstreeks 1620 met Catharina Luinge, weduwe van Wolter Allerts. Wolter Allerts is vermeld in een lijst van bezaaide landen in 1612. Catharina heeft uit haar eerste huwelijk de zoons Allert en Reinder Wolters. Ook Jan Schuiringe heeft een zoon uit een eerder huwelijk, eveneens Jan Schuiringe geheten. Schulte Jan Schuiringe overlijdt vermoedelijk voor 1640. Zijn weduwe Catharina Luinge wordt soms ook schultinne genoemd. Tussen de zoon Jan Schuiringe en zijn stiefmoeder, stiefbroers en halfzusters zijn later verschillende rechtszaken.
Uit het huwelijk van Jan Schuiringe en Catharina Luinge worden dochters geboren:
Marregien Schuiringe trouwt omstreeks 1645 met Abel Lunsche.
Ameltien Schuiringe trouwt omstreeks 1650 met Roelof Luinge.
Jacobijn Schuiringe trouwt omstreeks 1650 met Willem Pelinge.

Jan Schuiringe trouwt omstreeks 1644 met Geertruid Vollenhove, weduwe van Hans Kiers ten Berge. In 1659 wordt Jan Schuiringe aangeklaagd vanwege de begrafeniskosten voor Geertruid Vollenhove. In een rechtszaak in 1664 wordt hij vermeld als wonend in Dam (Appingedam?). In 1665 worden Willem Pelinge en Abel Lunsche als naaste verwanten aangesproken op een schuld van het kind van Jan Schuiringe en Geertruid Volllenhove. Jan Schuiringe komt echter wel voor in het Haardstedenregister van 1672, aangeslagen als keuter.

Allert Wolters is schulte van Peize van ongeveer 1642-1674. In het Haardstedenregister van 1672 wordt hij aan het eind van de lijst vermeld, zodat daaruit niet duidelijk is waar hij heeft gewoond. In 1691-1695 wordt de schulte wel gewoon in de lijst vermeld, en woont zoon Wolter Allerts, die dan schulte is, vermoedelijk in huis 86.

Zoon Wolter Allerts volgt hem op als schulte tot zijn overlijden in 1694. Hij is getrouwd met Henderika Kiers ten Berge, dochter van Eilart Kiers ten Berge en Jantje Suinge uit Vries of Bunne. Dochter Johanna Wolters trouwt in 1721 met Lucas Willinge, zie 65. Zoon Eilard Wolters is advocaat bij zijn huwelijk in 1723 in Zuidbroek met Mecheltien Amsing. Kort daarna wordt hij schulte van Roden. Hij overlijdt in 1727 kinderloos.

Dochter Roeloffien Allerts trouwt in 1663 met Henrick Timens van der Weijde (afkondiging in Meppel) en in 1677 in Groningen met Johannes Hilverdinx. In 1678 voert zij een rechtszaak tegen haar broers Wolter Allerts, schulte van Peize en Roelof Luinge wegens ouderlijke afkooppenningen. Daaruit blijkt dat de hieronder vermelde Roelof Luinge ook een zoon is van Allert Wolters. Hij is vermoedelijk vernoemd naar de vader van Catharina Luinge. 

Zoon Roelof Luinge is herbergier en wordt in het Haardstedenregister 1691-1695 vermeld met 3 of 4 paarden. Hij wordt in 1695 verwalter-schulte voor de pas benoemde Jan Willinge, die dan nog maar 10 jaar is, zie 65. Hij zal dat blijven tot zijn overlijden in 1709. Roelof Luinge is getrouwd met Arentien Roelofs, zoals blijkt uit een aankoopakte in Schultenprotocollen Norg inv. 224, 1694.

Kinderen:
Allert Luinge, zie hieronder.
Henderikjen Luinge trouwt in 1707 met Luink Luinge (het is ook mogelijk dat Luink een zoon is).
Albert Luinge overlijdt in 1721 kinderloos.
Wolter Luinge trouwt in 1720 met Hendrikje Schuiringe. Zij overlijden resp. in 1734 en 1742 zonder kinderen na te laten. N.B. Er is nog een Wolter Luinge, die schoolmeester is en getrouwd met Grietje Schuiringe.
Roelof Luinge trouwt in 1715 met Gesien Ebbinge, weduwe van Otto Lunsche (afkondiging in Groningen). Roelof Luinge is brouwer in Groningen. Hun dochter Roelina Luinge trouwt in 1738 in Groningen met Albert Bosch en woont bij overlijden in Ulrum. Gesien Ebbinge hertrouwt in 1722 in Groningen met Jacobus Hartgers.
Coena Luinge trouwt in 1702 in Peize met Jan Tileking, vermoedelijk afkomstig uit Borger. Jan Tileking is koster/schoolmeester, eerst in Haren. In 1705 vertrekken zij vandaar naar Meeden. Daar komt hij geregeld in aanvaring met de kerkenraad vanwege zijn herhaalde dronkenschap.

Allert Luinge trouwt in 1709 met Aaltien Luinge, dochter van Jan Luinge en Jacobjen Baving. Zij overlijden resp. in 1727 en 1733. Een aantal malen wordt een kind begraven, meestal zonder dat de naam van het kind wordt vermeld. In 1716 wordt dochter Arentien begraven.

Kinderen:
Roelf Allerts Luinge trouwt in 1749 met Janna Lunsche, zie 6. Omstreeks 1759 wordt dochter Janna Margaretha Luinge geboren. In 1760 wordt door de Etstoel een scheiding van tafel en bed uitgesproken. Na het overlijden van Roelf Luinge in 1777 treffen zijn broers een schikking met Janna Lunsche als voogdes over haar nog minderjarige dochter.
Jan Allerts Luinge trouwt in 1747 met Geesien Luinge, dochter van Roelof Luinge en Aaltien Peling, zie 153.
Albert Allerts Luinge zoekt zijn fortuin in Hoogeveen en trouwt daar rond 1748 met Janna Ferwerda en rond 1760 met Hendrikje Bruins.

Het Haardstedenregister vermeldt in 1742 Jan Allers met nering, aangeslagen voor 2 paarden, in 1754, 1764 en 1774 Roelof Luinge, brouwer en/of met nering, aangeslagen voor 3 paarden.

In 1776 verkoopt Roelef Luinge Az. aan zijn broer Jan Luinge en vrouw Geesje Luinge zijn halve behuizing zoals die is geërfd van zijn vader en moeder met de portie zoals hij die van zijn broer A. Luinge van het Hoogeveen heeft aangekocht voor 1100 gld.

In 1784 en 1794 vermeldt het Haardstedenregister als bewoner Allerd Luinge, brouwer en nering, aangeslagen voor 3 paarden. In 1798 als Allert Luinge, 51 jaar, castelain, gehuwd met 3 kinderen, in 1804 als herbergier, in 1807 als bierbrouwer, ook eigenaar,  met 2 inwonende kinderen en 2 werkboden. In 1832 is zijn weduwe Jantien Ebbinge eigenares.

Aldert Luinge (1748-1819), zoon van Jan Allerts Luinge en Geesien Luinge trouwt in 1777 met Jantien Ebbinge (1754-1826), dochter van Hindrik Ebbinge en Margaretha Wolters.

De twee oudste zoons Jan (1778-1782) en Hindrik (1780-1786) overlijden op jonge leeftijd. De bedragen van resp. 5 en bijna 7 gld. die bij de begrafenis worden opgehaald zijn hoog, zeker voor jonge kinderen. 

67 Hindrik Staal, Martien Staal, Derk Engberts, Hindrik Huiberts, Jan Huiberts, Albert Jacobs Polling, Hindrik Huiberts

Het huis is gelegen ten zuidoosten van de kerk achter de huizen links en rechts van de kerk.

Het Register van Nieuwe Huizen vermeldt in 1742 Derk Engberts als eigenaar/bewoner, in 1745 Johannes Blokbergen. Zij zijn resp. eerste en tweede echtgenoot van Trijntien Hillebrands Staal, zie hieronder. In 1742 wordt geen overeenkomend huis van 1646 vermeld, in 1745 wordt het huis gekoppeld aan het huis van Pieter Hinderiks in 1646 met Jan Schuiringe als mogelijke eigenaar (dat stond een beetje onduidelijk in het register van 1646). Ook wordt vermeld dat de schuur is verkocht aan Jan Doedens (die deze weer heeft opgebouwd op de plaats van huis 55a of in de buurt).

Vermoedelijk heeft Hindrik Staal hier gewoond in 1672, die dan in het Haardstedenregister wordt vermeld met 2 paarden. In  1691-1693 wordt Martien Staal vermeld, in 1695 als Hindrik Staals weduwe, steeds met 4 paarden. Dit is Marchien Kruimans, weduwe van Hindrik Staal en mogelijk een dochter van de Ette Hilbrand Kruimans uit Roden. Zij overlijdt in 1704, waarbij (zoon) Hilbrand Staal betaalt voor het laken.

Kinderen:
Sicco Staal trouwt in 1677 in Groningen met Margrieta Pieters Riesinga en in 1682 met Grietien Pieters van Helpman. Uit beide huwelijken zijn kinderen geboren in Groningen, maar die uit het eerste huwelijk zijn vermoedelijk jong overleden.
Hilbrand Staal zie hieronder.
Bastiaan Staal is getrouwd met Roeloffien Sikkens en woont in Winde. zij overlijden omstreeks 1720 zonder kinderen na te laten. In verschillende documenten worden broers of zusters of hun nazaten genoemd.
Arend Staal trouwt in 1696 in Niekerk/Oldekerk/Faan met Martje Fops Bennema. Kinderen geboren in Oldekerk.
Jeigjen Staal trouwt op dezelfde dag in 1696 in Niekerk/Oldekerk/Faan met Willem Fops Bennema (dubbelhuwelijk). Kinderen geboren in Zuidhorn. Willem Fops Bennema hertrouwt in 1704 met Jeigjen Sickes (Swartwolt) van Bunne.
Jan Staal trouwt in 1701 in Groningen met Annigje Jacobs van Haren, weduwe van Hindrik Levinge. Zij wonen later in Haren.

Hilbrand Staal trouwt in 1701 met Roelfien Garbrands en in 1722 met Roelfien Ebbinge, dochter van Harmen Ebbinge, zie 22. Zij hertrouwt in 1727 in Groningen met Berend Lohuis, commissaris der trekschuiten buiten de A-poort. In 1732 erven de andere kinderen van Harmen Ebbinge van haar.

Zoon Hindrik Staal trouwt in 1736 in Veendam met Fokje Gebels. Kinderen geboren in Veendam.

Dochter Trijntien Hillebrands Staal is getrouwd met Derk Engberts. In 1733 betaalt hij voor het laken over Arend Staal, zoon van Hilbrand Staal. In 1742 wordt zij vermeld als weduwe Derk Engberts, bakker en nering. Zij hertrouwt in 1744 met Johannes (Hans) Blokbergen, zoon van Marten Blokbergen en Albertien Stevens, zie 75 en 138, die in het Register van nieuwe Huizen 1745 als eigenaar staat vermeld. Hans Blokbergen woont in 1764 en 1774 in een kamer bij huis 111. In 1754 woont hij mogelijk bij zijn zuster Wijtke, zie 75.

In 1751 wordt het huis overgedragen aan de Heer van Peize en Mensinga, J.B. de Conink, die het huis heeft gekocht uit de grasvellige boedel van Trijntien Staals, weduwe van Derk Engberts en laatst getrouwd aan Johannes Blokberger. Het huis grenst ten oosten aan het kerkhof, ten zuiden aan de erfgenamen van Allert Luinge, zie 66, ten westen aan de Heer aankoper en ten noorden aan de pastorie en juffrouw Willinge, zie bij huis 83, dat gebouwd is op pastoriegrond.

In 1757 geeft Hendrik Huberts aan dat hij voor 430 gld. een keuterie van de Heer van Peize heeft gekocht en betaalt daarvoor de 40ste penning.

Hindrik Huiberts wordt als schoenmaker vermeld van 1754 tot 1774. Hij is een zoon van Jan Harm Huiberts en Fennechien Joosten, zie 46 en trouwt in 1751 met Annegien Willems, vermoedelijk een dochter van Willem Jansen Winde en Henderkien Alberts. Willem Jansen schenkt in 1766 een mat hooiland aan een zoon, zoals bij de voogijaanstelling blijkt is dat de innocente zoon Willem.

In 1751 wordt in Roderwolde zoon Jan Harm gedoopt, vermoedelijk omdat de predikantsplaats in Peize toen vacant was. 

In 1778 overlijdt Hindrik, nadat Annegje al eerder was overleden en worden mombers aangesteld over de innocente zoon Willem en de nog minderjarige dochter Fennegien. Zoon Jan Harm Huiberts is reeds meerderjarig.

Jan Huiberts wordt vermeld op dezelfde plaats als schoenmaker in 1784. Willem overlijdt in 1788. In 1792 is Fennechien meerderjarig. Zij trouwt in 1793 met Willem Luinge, zoon van Jan Luinge en Annegien Wolters.

Jan Harm Huiberts, die meestal Jan Huiberts wordt genoemd, trouwt in 1779 met Margien Harms, dochter van Harm Klasen en Roelfien Baving.

Kinderen:
Annechien Huberts trouwt in 1807 in Roden met Harm Hindriks Knot.
Roelfje Huberts trouwt in 1809 in Roden met Lambert Koops Boer.
Hindrik Huberts zie hieronder.

Jan Huiberts overlijdt in 1786.

Margien Harms hertrouwt in 1787 met Albert Jacobs Polling uit Tynaarlo, die vervolgens als hoofdbewoner en als schoenmaker wordt vermeld in het Haardstedenregister. In 1807 is hij met de kinderen uit beide huwelijken eigenaar van het huis. Hij overlijdt in 1811.

Kinderen:
Grietje Alberts Polling overlijdt in 1853 in Roden.
Harmanna Alberts Polling trouwt in 1814 in Leek met Hendrik Derks Siegers.
Jacob Alberts Polling overlijdt in 1827 in Vries.
Tjaukien Alberts Polling trouwt in 1819 in Roden met Jan Ubels Siegers.

In 1813 is Hindrik Huiberts, zoon van Jan Huiberts en Margien Harms hoofdbewoner. Hij trouwt in 1811 met Tetje Hindriks Dinkla, geboren in Leek.

In 1825 woont het gezin in huis 111, waarvan Hindrik Huiberts in 1832 ook eigenaar is. In 1808 was Johannes Tietema eigenaar van dat huis.

In 1825 woont Bernardus Tietema in het huis. Hij is in 1832 ook eigenaar. Blijkbaar heeft er een ruiling plaatsgevonden.

68 Derk Heinens, Jan Heines, Derk Heines, Bareld Hoebers, Jan Rolstra, Hindrik Alberts, Jan Hindriks Bakker

Al bij de markescheiding van 1578 komt Berent Heijnes voor, vermoedelijk ook op deze plaats, omdat hij samen met de schulte Johan Schuiringe, Jacob en Barelt Schuiringe en Barelt Ebbinge deel uit maakt van de Schuiringe slag.

De grondschattingslijst van 1630 vermeldt Derck Heijnes met een vol erf. Er zijn 6 inwonende personen.

In 1646 wordt Derck Heines vermeld als eigenaar van een huis met een half waardeel, maar een waarde van ongeveer anderhalf maal een vol erf. In 1654 is de omschrijving Derck Heijnens, nu desen weduwe. Hij moet dus kort daarvoor zijn overleden. Het Haardstedenregister van 1672 en 1691-1695 vermeldt Jan Heines met resp. 3 en 2 paarden.

Jan Heines treedt in de jaren 1676-1688 op als hoofdmomber over de kinderen van Roelof Landt. Mogelijk is hij getrouwd met een zuster van Roelof Landt. Jan Heines overlijdt in 1703, waarbij Derk Heines betaalt voor het laken. Hij kan een zoon zijn, maar ook een ander familielid. Derk Heines doet in 1712 ook aangifte voor Luitien Land en de weduwe van Jan Heines, die erven van Roelof Hemmeriks. In 1739 wordt de moeder van 

Derk Heines trouwt in 1696 met Hendrikje Land. Hij overlijdt in 1733. In 1739 wordt de moeder van Jan Heins begraven. Hiermee zou Hendrikje Land kunnen zijn bedoeld. In 1736 wordt in het huis van Jan Heins de (collecte)bus geleegd, die daar staat t.b.v. de diaconie. Dochter Grietje Derks Heins trouwt in 1738 in Eelde met Geert Klamer. Zij wonen eerst in Eelde (Oosterbroek) en later in Anloo. Vermoedelijk ook een zoon is Bareld Heins, die in 1735 in Groningen trouwt met Swaantien Rosee en in 1767 in Groningen overlijdt. Mogelijk is het huis in 1736 verkocht. De weduwe van Derk Heines betaalt dan 203 gld. terug aan de diaconie wegens een eerdere lening en betaalt tevens achterstallige rente. 

Het Register van Nieuwe Huizen vermeldt dat het huis van Derck Heinens in 1646 in 1742 eigendom is van Sinninge met als bewoner Bareld Hoebers en in 1745 als eigenaar A. Hinderiks, met als meier Lambert Harmens.

Het Haardstedenregister vermeldt bij Barelt Hoebers: wever, dog de steden door de diaconen voor hem gekogt. Hieruit zou volgen dat de diaconie het huis heeft gekocht, maar blijkbaar al vrij spoedig weer verkocht. In 1754 woont Jan Rolstra vermoedelijk in dit huis als bakker, vanaf 1764 Hindrik Alberts, ook als bakker. blijkbaar is de A. Hinderiks die in 1745 eigenaar is, zijn vader. Dat is Albert Hindriks, zie 6.

Jan Derks Rolstra woont in 1742 als bakker in Nietap. In 1754 is Jan Rolstra bakker in dit huis. In 1764 en 1774 woont hij in huis 75, ook als bakker, zie aldaar.

In 1764, 1774 en 1784 wordt Hindrik Alberts vermeld als bakker. Zijn nakomelingen gebruiken de familienaam Bakker.

Hindrik Alberts is een zoon van Albert Hindriks en Annegien Alders, zie 5 en trouwt in 1755 met Albertien Jans Freriks, dochter van Jan Freriks en Berentien Willems, zie 136.

Kinderen:
Albert Hindriks Bakker trouwt in 1789 met Jantien Wilkens, zie 8. Hij wordt in tegenstelling tot zijn broers geen bakker, maar boer.
Jan Hindriks Bakker zie hieronder.
Frerik Hindriks Bakker trouwt in 1794 met Lammechien Hindriks Kosters. Hij is eerst bakker in huis 82, later in huis 86.

In 1794 woont Hindrik Alberts in een kamer van Ter Hansouwe, zie 1. In 1798 woont hij, 71 jaar oud, in huis 86 waar zoon Frerik hem zal opvolgen.

Vanaf 1794 is Jan Hindriks Bakker de hoofdbewoner van dit huis met als beroep bakker. Hij is in 1807 ook eigenaar, in 1832 zijn weduwe.

Jan Hindriks Bakker trouwt in 1788 met Margien Ebbinge, dochter van Hindrik Ebbinge en Margaretha Wolters, zie 129.

Zoon Hendericus Bakker trouwt in 1823 met Aaltien Ensing, dochter van Jannes Ensing en Lipkien Kleises. Omstreeks 1835 verhuist het gezin naar Eelderwolde.

69 Jan Ebbinge, Frerik Ebbinge, Allert Ebbinge, Willem Tinge, Jan Schuilinge, Barteld Ebbinge, Aldert en Jan Ebbinge, Barteld Mensing

Bij de Impost op het Gemaal 1630 is de naam Barelt Ebbinge blijkbaar tussengeschreven voor Johan Gelmers, zie huis 71. In de Grondschatting van 1630 wordt Barelt Ebbinge vermeld aan het eind van de lijst na de molen, met een vol erf. Het lijkt mogelijk dat hij eerder is overgeslagen.

In 1639 vraagt de weduwe van Barelt Ebbinge toestemming aan Etstoel om met haar vier minderjarige kinderen land te mogen verkopen. In 1640 verkopen de kinderen van zalige Barelt Ebbinge en Grete Jansen land aan Otto Spols en Barber Willems. Jacob Land legt als momber van de kinderen de stok (bron: Collectie Harms). Ook Ebbink Ebbingen huisvrouw Albertien Ebbinge verkopen enkele weken daarvoor een stuk land aan dezelfde personen en ongeveer op dezelfde plaats. Uit het Register van Hoppelanden 1651 kan worden afgeleid dat de kinderen mogelijk zijn Jan, Reinder, Hindrik en Albertien Ebbinge, de laatste getrouwd met Ebbink Ebbinge te Onnen. Reinder en Hindrik komen in hetzelfde register ook voor als Reinder en Hindrik Barels. 

De Grondschattingsregisters van 1646 en 1654 vermelden Jan Ebbinge als eigenaar van een huis met 1 waardeel en een waarde van ongeveer anderhalf keer een vol erf.

Het Haardstedenregister van 1672 vermeldt Frerik Ebbinge met 4 paarden na Jan Heines. In 1691-1695 wordt de weduwe van Frerik Ebbinge vermeld met 3 paarden na Jan Heines en Martien Staals.
Frerik Ebbinge is getrouwd met Aaltien Wolters, dochter van Hindrik Wolters en Jantje Suinge. Jantje Suinge, dochter van Allert Suinge te Bunne, hertrouwt met Eijlart Kiers ten Berge. Haar zoon Roelof Wolters is eerst luitenant en later Ette voor het Noordenveld. Frerik Ebbinge is ook Ette in de periode 1669-1674. Vermoedelijk is hij zijn zwager opgevolgd.

Kinderen:
Jeichien Ebbinge trouwt in 1680 met Gerrit Roelofs, meier op Ter Hansouwe, zie 1 en in 1693 met Albert Schuringe Lunsche.
Hindrik Ebbinge trouwt omstreeks 1684 met Roelofjen Hiddinge, dochter van Jan Hiddinge en Jantien Schuringe, zie 129.
Allert Ebbinge zie hieronder.
Abeltien Ebbinge trouwt in 1704 met Lucas Lunsche, zoon van Jan Reinders Lunsche, zie 6 en in 1719 in Siddeburen met de predikant Helperus Helperi van Siddeburen. Zij overlijdt in 1746 kinderloos.
Jan Ebbinge overlijdt in 1707 vermoedelijk ongehuwd.

Allert Ebbinge trouwt in 1719 met Hillegien Bavinge, dochter van Frerik Bavinge en Aaltien Luinge, zie 142. Allert Ebbinge overlijdt al in 1724 en Hillechien hertrouwt in 1733 met Willem Tinge. Zij overlijdt kort voor 1742. Willem Tinge woont in 1742 nog in het huis ("alleen wonende"), maar 1745 woont hij in huis 111.

Kinderen van Allert Ebbinge en Hillechien Bavinge:

Aaltien Ebbinge trouwt in 1745 in Noordbroek met Hilbrand Jans, geboren in Beerta. In het huwelijkscontract worden van de zijde van de bruid genoemd juffer Allerdijna Ebbinge volle zuster, Batholt Ebbinge zwager, Bartholt Bavinck en Trijntjen Ebbinge volle oom en meui, d'eerw. heer Helperus Helperi, predikant tot Siddeburen en Abeltjen Ebbinge, aangetr. oom en volle meui, Frerik Gelmers en Margien Barelts neef en nicht en nog enkele personen, die echter familie van de bruidegom zijn.

Frerik Ebbinge is officier in het leger van de republiek, uiteindelijk met de rang majoor. Hij trouwt in 1750 in Bergen op Zoom met Jacoba van Overstraten. Zij overlijdt in 1756 in Breda kort na de geboorte van haar zoon Jacobus Allard Ebbinge. Deze zoon wordt in 1772 in Peize begraven. In 1784 worden de dochters Adriana Henrica en Hillegonda Ebbinge aangenomen als lidmaat in Groningen. Hillegonda Ebbinge wordt in 1751 in Vries geboren. Zij trouwt omstreeks 1790 in Emlichheim met Gerrit Jan Crull, schulte te Hardenberg en later ontvanger der directe belastingen te Staphorst. Adriana Hendrica Ebbinge, geboren in 1753 in Doornik, België, trouwt in 1789 in Groningen met Christoffer Wubben, chirurgijn majoor in het Regiment Orange Stad en Lande en Drenthe. Hun zoon Frederik Allard voert de familienaam Ebbinge Wubben en is o.a. burgemeester van Staphorst. Frerik Ebbinge overlijdt in 1789 in Goes.

Alina Ebbinge trouwt in 1744 met Barteld Ebbinge, zoon van Steven Ebbinge en Jantien Ebbinge, zie hieronder.

Allerdina Ebbinge trouwt in 1755 met Dubbelt Hemsing, zoon van de predikant Johannes Hemsing en Roelina Willinge, zie 64 en 44.

Volgens het Register van Nieuwe Huizen zijn Willem Tinge en consorten in 1742 eigenaren van een huis, dat in 1646 eigendom was van Jan Ebbinge. In 1745 worden de kinderen van Allert Ebbinge genoemd als eigenaren en Jan Schulinge (Schuiling) als meier. Jan Schuilinge is ook de bewoner in 1754. In het Haardstedenregister wordt hij dan vermeld met 2 paarden.

Jan Schuilinge trouwt omstreeks 1740 met Aaltje Jacobs, dochter van Jacob Everts en Jantien Hindriks. Zoon Jan Jans Schuiling trouwt in 1770 in Zuidlaren met Margaretha Jans Elfers, kinderen geboren in Zuidlaren. Zoon Jacob Jans Schuiling trouwt in 1778 in Roderwolde met Jantien Koenes, in 1783 ook in Roderwolde met Jantien Jans en in 1790 in Roden met Marrechien Willems.

In het Haardstedenregister van 1764 en 1774 wordt Bartelt Ebbinge vermeld, in 1784 A. en J. Ebbinge, in 1794 wed. Steven Alberts, steeds met 2 paarden.

Barteld Ebbinge is zoals hierboven vermeld in 1744 getrouwd met Alina Ebbinge, dochter van de eerdere bewoners Allert Ebbinge en Hillechien Bavinge. Alina overlijdt in 1779, Barteld in 1783. In 1782 heeft hij aan de Etstoel gevraagd dat zijn zoons Steven, bijna 24 jaar en Jan, ongeveer 21 jaar zelfstandig mogen handelen na zijn spoedige dood.

Kinderen:
Hillechien Ebbinge trouwt in 1775 met Harmannus Mensing, zie 106.
Aldert Ebbinge trouwt in 1787 met Aaltien Luinge, dochter van Jan Allerts Luinge en Geesien Luinge, zie hieronder.
Steven Ebbinge trouwt in 1788 met Janna Margaretha Luinge, dochter van Roelf Allerts Luinge en Janna Lunsche, zie 66. Kort voor zijn overlijden in 1789 koopt Steven Ebbinge het ouderlijk huis van zijn broers en zuster. Zijn weduwe Janna Margaretha Luinge, dochter van Roelof Luinge en Janna Lunsche, zie 66 en 3, krijgt de lijftucht en betaalt in 1791 de koopprijs van 1555 gld. Aldert Ebbinge heeft ondertussen huis 23 gekocht en Jan Ebbinge huis 117, waar zij in 1794 ook wonen, zodat zij waarschijnlijk geen behoefte hadden de koop terug te draaien. In augustus 1795 verkoopt Janna Margaretha Luinge deze goederen weer aan haar zwagers Allert Ebbinge, H. Mensing noie ux Hillegien Ebbinge en Jan Ebbinge voor 2300 gld.
Jan Ebbinge trouwt in 1791 met Grietien Ebbing, dochter van Hindrik Ebbing en Harmtien Geerts Hoiting uit Onnen en woont in 1794 als boekweitenmulder in huis 117, dat hij vermoedelijk heeft geruild met zijn broer Steven.

In 1794 wonen mogelijk in het huis de weduwe van Evert Jacobs ("onder de diaconie", zie 109) en de weduwe van Steven Alberts, aangeslagen voor 2 paarden. Steven Alberts Bakker, zoon van Albert Hindriks en Annegien Alders, zie 6, is al in 1779 overleden volgens de huwelijksakte van zijn kleinzoon Steven Meijer. Hij is getrouwd met Jantien Hindriks Boering, dochter van Hindrik Boeringe en Annechien Hindriks, zie 1. Hun dochter Annechien Stevens trouwt in 1789 met Hendrik Jannes Smit uit Eelde. Zij wonen vermoedelijk ook in het huis. In 1798 hertrouwt Annechien Stevens met Harm Jans Leffers, afkomstig uit Vries.

In 1798 woont Aldert Ebbinge in het huis, boer, 45 jaar met 3 kinderen. In 1804 wordt hij aangeslagen voor 2 paarden, in 1807 heeft hij 3 inwonende kinderen en 3 werkboden en is tevens eigenaar. Hij dan ook eigenaar van de huizen 68, 22 en van 1/4 van 62 (overeenkomend met de nummers 70, 23 en 64 in 1813).

Aldert Ebbinge is zoals hierboven vermeld in 1787 getrouwd met Aaltien Luinge. Aaltien Luinge overlijdt in 1798, Aldert Ebbinge in 1808. In 1813 is oomzegger Bartelt Mensing de hoofdbewoner. Hij is in 1808 ook aangesteld als hoofdmomber over de kinderen Barteld, Jan en Aldert Ebbinge. Barteld Ebbinge en een broer wonen in 1813 in huis 23.

In 1825 woont zoon Aldert Ebbinge in het huis. Hij is in 1832 ook eigenaar.

70 Berend Hindriks, wed. Roelef Willems, Geertien Stevens, Berend van Delden, Gerard Vowinkel, Berend Bathoorn, Jan Reinders de Ruiter, Jan Klazens, Jan Lamberts, Koop Stevens Wever, Derk Barelds Dekker, Lambert Jans Bouwkamp

Volgens het Register van Nieuwe Huizen woont wed. Roelef Willems in 1742 in een huis met de grondpacht van Ten Gerardus kind? In 1745 wordt vermeld dat een gedeelte in 1646 van Jacob Land was en een gedeelte nieuw. Zij verzoekt ook om vrijstelling. Het gaat om een klein huis tussen de huizen 69 en 71, waarvan de oorsprong onduidelijk is. Hoe dominee Lambertus Ebbinge, zoon van de Ette Jan Ebbinge, zie 24, die in 1802 eigenaar is, aan het huis is gekomen is eveneens onduidelijk. Behalve de hieronder vermelde personen kunnen ook anderen hier korte tijd hebben gewoond.

In 1802 verkoopt dominee L. Ebbinge van IJhorst aan Allert Ebbinge het huis, bewoond door Jan Claassen en grenzend ten oosten en zuiden aan Jacob Hoeks eigenaren, zie 71, ten westen aan Allert Ebbinge, zie 69 en ten noorden aan de Hereweg.

Het Haardstedenregister van 1691 vermeldt Berend Hindriks als keuter, in 1693 is de plaats leeg. In 1742 woont wed. Roelef Willems, oude vrouw, alleen wonende in het huis, vervolgens worden vermeld in 1754 Geertien Stevens, in 1764 Berent van Delden, in 1774 Gerard Vowinkel als wever, in 1784 is hij oud en arm, zonder aanslag, in 1794 Berent Bathoorn, in 1798 Jan Reinders, 34 jaar, arbeider, gehuwd met 1 kind, in 1804 Jan Lamberts, in 1807 Kobe Stevens, in 1813 Derk Barelds Dekker en in 1825 Lambert Jans Bouwkamp.

Jan Reinders is vermoedelijk Jan Reinders de Ruiter, in 1797 getrouwd met Hillechien Jans Beuving, zie 155. Jan Claassen die hier in 1802 woont, is mogelijk Jan Klazens, o.a. getrouwd met Hillechien Reinders de Ruiter. Jan Lamberts is vermoedelijk de Jan Lamberts uit Eelde die in 1791 trouwt met Jantien Berends Schuurman. Kobe Stevens is vermoedelijk Koop Stevens Wever.

71 Johan Gelmers, Grietje Gelmers, Gelmer Jansen, Hindrik Jansen, Hindrik en Frerik Wolters, Jacob Hoeks, Hindrik Vedder

In 1630 woont hier vermoedelijk Johan Gelmers, die dan wordt vermeld met een gezin van 4 personen en een vol erf.

In het Register van Nieuwe Huizen 1742 wordt weduwe Wolter Dries vermeld als eigenares van het huis dat in 1646 eigendom was van Grietje Gelmers. In de Grondschatting van 1654 worden Gelmer Jansen en zijn broers genoemd als opvolger van Grietje Gelmers, blijkbaar hun moeder. 

Mogelijk een van de broers is Hindrik Jansen, die in 1674 wordt vermeld met 3 paarden, in 1691-1694 zijn weduwe met 4 paarden.

Wolter en Gelmer Gelmers te Peize erven in 1713 van hun broer Jan Gelmers vaste goederen te Peize ter waarde van 800 gld. Wolter Dries en Gelmer Gelmers betalen op 5-12-1714 een bedrag van 25 gld. die hun oom Roelef Dries aan de armen heeft beloofd. Blijkbaar is bovengenoemde Gelmer Jansen getrouwd met een dochter van Wolter Dries, zie ook bij 121 en heeft zoon Wolter de doopnaam gekregen en als naam behouden Wolter Dries.

Wolter Dries trouwt in 1707 met Trijntien Bavinge, dochter van Frerik Bavinge en Aaltien Luinge. Hun zoons Hindrik en Frerik Wolters worden in 1745 vermeld in het Register van Nieuwe Huizen i.p.v. weduwe Wolter Dries en in 1742 ook in het Haardstedenregister. In 1754 wordt Hindrik Wolters alleen vermeld, in 1764 en 1774 weduwe Hindrik Wolters, steeds met 3 of 4 paarden. In 1764 geeft weduwe Hindrik Wolters voor haar zoon Wolter Wolters de erfenis aan van Frerik Wolters, begroot op 1000 gld. Wolter Hindriks overlijdt in 1775, waarmee de gehele erfenis overgaat naar zijn moeder.

In 1770 koopt Fennegijn, weduwe van Hindrik Wolthers een akker van Margien Ebbinge, weduwe Gerrit Buirema. In 1776 trouwt Fennegien Gerrits, weduwe van Hinderk Wolters met Joost Harms. Zij overlijdt in 1779. Jan Gerrits Niemeijer c.s. gven dan de erfenis aan van hun overleden zuster, Fennechien Gerrits, vrouw van Joost Harms te Peize. Beiden zijn kinderen van Gerrit Jans (Niemeijer) en Aaltien Jans te Yde. Aaltien Jans heeft ook kinderen uit een tweede hiwelijk met Geert Jans Niemeijer.

Joost Harms komt pas voor in het Haardstedenregister van 1784 (bij huis 94), hoewel hij in 1797 al 80 jaar is. In 1793 koopt hij huis 13, zie aldaar.

Vanaf 1784 wordt Jacob Hoeks vermeld, in 1797 is hij 55 jaar, gehuwd met een kind, in 1807 is hij weduwnaar. Helaas is in 1807 geen eigenaar vermeld.

Jacob Gerrit Hoeks is geboren in Eelde als zoon van Gerrit Jansen Hoeks en Beeltje Berends. Hij trouwt in 1774 in Eelde met Hendrikje Jacobs, dochter van Jacob Harms en Geesje Jannes, wonend op Oosterbroek. Bij zijn hertrouwen in 1786 met Roelfje Jans van Eext worden in Peize mombers aangesteld over de 11-jarige dochter Geesje. In 1812 woont Jacob Hoeks in Paterswolde, bij overlijden in 1834 weer in Peize. Hij is inmiddels hertrouwd met Trijntje Jans de Vries, geboren in Ooststellingwerf en in 1830 eveneens in Peize overleden.

In 1801 verkoopt Jan Alberts Meijer van Tynaarlo en als gemachtigde van zijn zwager Derk Jansen (Smeenge, getrouwd met Grietje Alberts Meijer) aan Allert Luinge en Jan Hindriks Bakker te Peize de helft van een boerenplaats te Peize, bewoond door Jacob Gerrits Hoeks voor 1995 gld. Jan en Grietje Alberts zijn kinderen van Albert Jans Meijer en Marchien Geerts Nijmeijer, halfzuster van Fennechien Gerrits.

Iets eerder, maar later ingeschreven verkoopt Lucas Jans Niemeijer van Yde zijn vierde deel voor 2000 gld. aan Roelof Ebbinge. Integenstelling tot de vorige koop is hierbij ook het vierde aandeel in de Veenkamp begrepen. Lucas Jans Niemeijer is een zoon van Jan Gerrits Niemeijer.

In 1813 woont Hindrik Vedder in het huis, dat in 1832 eigendom is van Jacob Ates Holt, zie 78. Hij is een kleinzoon van Hindrik Vedder uit Yde, die een broer is van Fennegien Gerrits, zie hierboven en zijn volledige naam vermoedelijk heeft gekregen van zijn grootvader van moederszijde.

Hindrik Gerrits Vedder van Yde trouwt in 1808 (afkondiging in Vries) met Fennigje Hindriks van Haren. In 1822 verhuist het gezin van Yde naar Haren (lijst Weerbare Mannen 1814 in het bevolkingsregister van Haren, nageschreven). Dochter Hinderika, die in 1810 in Peize is geboren, trouwt daar in 1833 met Wicher Horst, die in 1843 hertrouwt met haar nicht Aaltien Vedder, dochter van Roelof Gerrits Vedder en Grietien Rabbens.

72 Wed. Jan Schuiringe, Cornelis Schuiringe, Harm Schuiringe, Cornelis Schuring, Roelof Schuring

Volgens het Register van Nieuwe Huizen betreft het een sinds 1646 nieuw gebouwd huis, dat in 1742 eigendom is van Cornelius Schuringe en in 1745 van Harmen Schuringe.

Het Haardstedenregister van 1692 en 1693 heeft als vermelding: Jan Schuiring wed. keuter, daar de zoon bij in woont, doet schoelappen. In 1691 werd alleen wed. Jan Schuiring vermeld, bijgeschreven aan het eind van de lijst. In 1695 wordt Kneilies Schuiringe vermeld als keuter.

In 1708 wordt Fennetien Schuiringe begraven, Cornelis Schuiringe betaalt voor het laken over zijn moeder. Fennetien is blijkbaar de weduwe van Jan Schuiringe. Het is niet duidelijk hoe de verwantschap is met de andere families Schuiringe in Peize, maar dit is wel de enige familie in Peize waar de naam Schuiringe/Schuring ook na 1813 nog voorkomt.

Cornelis Schuiringe trouwt in 1697 met Gesien Jansen. Hij komt nog voor in het Haardstedenregister van 1742 als schoenmaker en overlijdt in 1743, waarbij zoon Harm betaalt voor het laken.

Behalve zoon Harm is er nog een zoon Wicher en een dochter Ameltien, in 1722 getrouwd met Berend Geerts, zie huis 45. In 1744 verkopen zij gedrieën een aantal landerijen en worden Wicher en Ameltien afgekocht van de ouderlijke goederen door hun broer Harm Schuiringe.

Harm Schuiringe wordt in het Haarstedenregister van 1754-1774 vermeld als schoenmaker, van 1784-1804 zoon Cornelis Schuiringe ook als schoenmaker, in 1807 is hij ook eigenaar. In 1813 is zijn zoon Roelof hoofdbewoner en in 1832 ook eigenaar. De familienaam wordt dan meestal geschreven als Schuring.

Harm Schuiringe trouwt in 1734 met Fenke Geerts. Fenke overlijdt in 1776, Harm in 1810. 

Er is slechts één kind bekend, Cornelis Schuiringe, die in 1774 trouwt met Hinderkien Luinge, dochter van Roelef Luinge en Annechien Jans Sikkens, aanvankelijk wonend in Peize, maar later verhuisd naar Lieveren.

Kinderen:
Fennegien Schuring trouwt in 1804 met Hindrik Egberts Kamps uit Roden, zie 150.
Roelf Schuring trouwt in 1812 met Marchien Kruims, dochter van Jan Kruims en Geessien Reinders Suurd, zie 103 en blijft in het huis wonen.
Annechien Schuring trouwt in 1807 met Jannes Ensing, zoon van Berend Ensing en Jantje Jans Gorter, zie 73, 75, 87.

Volgende